Het Klimaatakkoord is weer een stap dichterbij, nu de doorrekening van het ontwerpakkoord door de planbureaus heeft laten zien dat het doel in principe bereikbaar is. Dat doel is: in 2030 bijna de helft (49 procent) minder broeikasgassen uitstoten dan in 1990. Die doelstelling vloeit direct voort uit het Klimaatakkoord van Parijs, dat in 2015 door 192 landen werd ondertekend om de opwarming van de aarde te beperken. Het akkoord werd ook ondertekend door de Europese Unie en daarmee door Nederland. Het kabinet heeft sindsdien een groot aantal Nederlandse bedrijven en organisaties betrokken bij het bedenken van een aanpak om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Dat leidde tot een groot pakket aan concrete voorstellen, die samen het Ontwerp Klimaatakkoord vormen.
Maatregelen voor bedrijven: verhoging energiebelasting en CO2-heffing
Direct na de presentatie van de doorrekening van het Ontwerp Klimaatakkoord, kondigde het kabinet alvast een aantal maatregelen aan. Zo wil het kabinet de stijging van de energierekening beperken. Daartoe wordt de duurzame energieheffing voor de burger verlaagd en die voor bedrijven verhoogd. Het kabinet wil dat het bedrijfsleven twee derde gaat betalen en de burger een derde, in plaats van fiftyfifty. Verder kondigde het kabinet onder meer aan dat er een CO2-heffing voor bedrijven komt. In juni volgt de definitieve en integrale kabinetsreactie, waarna het Klimaatakkoord door de betrokken partijen en de beide kamers geaccordeerd moet worden.
Wat betekent het Klimaatakkoord voor strategie en bedrijfsvoering?
Nu het Klimaatakkoord in zicht is, wordt het hoog tijd voor bedrijven om zich daarop voor te bereiden. De 300 bedrijven die de meeste energie verbruiken, moeten uiterlijk eind 2019 een plan hebben klaarliggen voor de omslag naar duurzame energie. Uiteindelijk zullen álle bedrijven er echter door geraakt worden, ook dienstverlenende bedrijven. De vraag die bestuurders en commissarissen zich moeten stellen: wat betekent het Klimaatakkoord voor onze strategie en bedrijfsvoering?
Welke gevolgen hebben de CO2-heffing en de verhoging van de energiebelasting?
In Europa bestaat de CO2-beprijzing al, nu heeft het kabinet een extra heffing voor Nederland aangekondigd, evenals een verhoging van de energiebelasting voor het bedrijfsleven. Beide moeten worden opgebracht door bedrijven en zullen het resultaat beïnvloeden. Dat vraagt om financiële robuustheid. Hierbij gaat het kabinet uit van een ‘verstandige’ CO2-heffing, die het bedrijfsleven niet de grens over zou moeten jagen. Dit in tegenstelling tot de initiatiefwet van GroenLinks voor een nationale CO2-heffing, waarin industriële bedrijven belasting moeten gaan betalen per ton CO2 die zij uitstoten. Het tarief loopt op: in 2020 is dat 25 euro, in 2021 50 euro, vanaf 2030 wordt het 100 euro en in 2050 zelfs 200 euro. In de volksmond wordt dit de ‘Klavertaks’, genoemd, naar GroenLinks-partijvoorzitter Jesse Klaver. Gevreesd wordt dat zo’n ‘platte’ CO2-heffing zal leiden tot verlies van directe en indirecte werkgelegenheid doordat bedrijven zich uit Nederland terugtrekken. Dat zou bijvoorbeeld kunnen gelden voor staalproducent Tata Steel Nederland in IJmuiden. Topman Theo Henrar zei daar begin februari op BNR Radio het volgende over: ‘Als wij de Klavertaks zouden doorrekenen, dan zouden we 600 miljoen euro tot 1,2 miljard euro aan belasting moeten betalen. Dat is meer dan ons verdienvermogen, dan zijn we technisch failliet.’ De onzekerheid rond de CO2-heffing zal dus nog even voortduren. Bovendien stijgt niet alleen de belastingdruk, maar zal ook de verduurzaming van de bedrijfsvoering veel geld kosten. Extra reden om de plannen klaar te hebben.
Hoe moeten we de omslag naar duurzame energie aanpakken?
De CO2-uitstoot moet in 2030 met bijna de helft zijn teruggebracht. In 2050 moeten maatschappij en bedrijfsleven bijna geheel zijn overgegaan op duurzame energie. Veel bedrijven draaien nog volledig op fossiele energie en zullen moeten investeren in innovatie om hun processen te verduurzamen. Daarvoor zullen verschillende technologieën nodig zijn. Bedrijven moeten dus verschillende scenario’s hanteren voor de vervanging van fossiele brandstoffen door bijvoorbeeld biomassa, de elektrificatie van processen, recycling, wind- en zonne-energie, CO2-opslag, et cetera. Denk daarbij terug vanuit 2050, met een tussenstap in 2030: als we de neergelegde ambities willen realiseren, wat betekent dat dan voor ons als bedrijf?
Waar en hoe wek je nieuwe energie op en hoe distribueer je die?
Om het doel van het Klimaatakkoord te kunnen halen, hebben we meer wind- en zonne-energie nodig. Waar moeten die wind- en zonneparken komen? En hoe krijgen we de duurzaam opgewekte energie vervolgens bij de gebruiker? Daarvoor moet een nieuwe infrastructuur worden aangelegd en dat kan zomaar vijftien tot twintig jaar in beslag nemen. Denk bijvoorbeeld aan batterijen voor de opslag van groene stroom, een nieuw kabelnetwerk om de energie naar de gebruikers, waaronder de industrie, te transporteren en infrastructuur voor waterstof. We staan voor een grootschalige verbouwing, heel Nederland moet de komende jaren op de schop. Gebrek aan maatschappelijk draagvlak zou daarbij een remmende factor kunnen zijn. Nederlandse burgers staan misschien wel achter de energietransitie (hoewel dat niet voor iedereen geldt), maar ze laten hun uitzicht liever niet bederven door een zonne- of windpark. Dan geldt al snel nimby: not in my backyard.
Waar halen we het personeel vandaan om de plannen voor de energie te maken en uitvoeren?
De energietransitie brengt veel werk met zich mee, maar valt samen met een krappe arbeidsmarkt. Bovendien neemt het arbeidspotentieel steeds verder af door de vergrijzing. Bedrijven worden dus geconfronteerd met een personeelstekort bij het plannen en doorvoeren van de energietransitie. Dat geldt bijvoorbeeld voor de installatiebranche, die de komende jaren bestaande en nieuwe woningen in Nederland gasloos en energiezuinig zal moeten maken. Het tekort aan personeel kan zich zelfs ontwikkelen tot een van de grootste remmende factoren bij de energietransitie. Bedrijven moeten dus creatief zijn bij het aantrekken van nieuwe medewerkers, als de (technische) opleidingen voor onvoldoende aanwas zorgen. Ze kunnen bijvoorbeeld in het buitenland werven, zij-instromers aannemen, mensen omscholen of met elkaar een pool van arbeidskrachten vormen.
Hoe kunnen we samenwerken om de krachten te bundelen?
Voor een succesvolle energietransitie moeten we niet alleen nieuwe technologische oplossingen ontwikkelen, maar ook intensiever met elkaar en de overheid samenwerken.
De uitdaging is zo groot dat we die alleen maar samen kunnen aangaan. Bovendien helpt die samenwerking om als Nederlands bedrijfsleven concurrerend te blijven ten opzichte van de rest van de wereld. De partnerships vragen om goede afspraken over de governance. De verdeling van de risico’s en de opbrengsten zijn daarbij belangrijke kwesties. Je moet ook afspraken maken over de mate van open innovatie en kennis delen: je kunt samen ideeën tot ontwikkeling brengen of bestaande innovaties opschalen, maar je wilt ook concurrerend blijven met je kerncompetenties. Daar moet je binnen het samenwerkingsverband goede afspraken over maken om problemen achteraf te voorkomen.
Hoe kunnen we inspelen op de kansen die het Klimaatakkoord en de energietransitie met zich meebrengen?
Zie de energietransitie niet als een bedreiging, maar als een kans om het bedrijf toekomstbestendig te maken: hoe kunnen we strategisch inspelen op de transitie? Kansen zijn bijvoorbeeld het ontwikkelen van nieuwe technologie, het aanleggen van de infrastructuur, het verduurzamen van zo’n zeven miljoen Nederlandse huizen en de opkomst van de circulaire economie, waarin afval kan worden gerecycled tot grondstof. Dat biedt niet alleen kansen voor tech-bedrijven en de installatiebranche, maar creëert ook mogelijkheden voor verdienmodellen in andere landen. De vraag die bedrijven zich daarbij moeten stellen: hebben we daarvoor de juiste kennis en competenties in huis en hoe kunnen we die aanvullen door samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en het gebruik van mensen en middelen?